Dag bezoeker, welkom.
Om in leven te blijven moet ik niet alleen eten, drinken en slapen maar vooral ook schrijven en fotograferen. Het resultaat vind je hier: columns, verhalen, interviews. 

Emmy Fons

Wij kunnen juist iets meer dan andere mensen

‘Nee, in al die jaren is er niets veranderd’, zegt de Amsterdamse fotograaf Eddy Posthuma de Boer. ‘Manhattan heb ik nog steeds niet goed gekregen.’
Het was 1978 toen Martin Ruyter hem interviewde voor de Volkskrant. Het verhaal – dat de titel ‘Fixaties van Eddy’ droeg – verscheen daarna in de uitgave ‘Beeld in Zicht’, een boek met foto’s van Eddy en teksten van Simon Vinkenoog.
Op deze website is dit interviewartikel te lezen. Ik was benieuwd naar het vervolg. Eddy had immers de moeite genomen een brief naar ons te schrijven naar aanleiding van het VPRO-radioprogramma Labyrint, waar wij in de studio over onze gave hadden zitten praten. De wetenschappers die actief deelnamen aan dit gesprek, konden aan het eind van de uitzending niet meer volhouden dat het bij ons om een mankement zou gaan. Daar is Eddy ook duidelijk over: ‘Het is absoluut een plus. Wij kunnen net iets meer dan een ander.’

Wie kent hem niet, zou ik denken. Maar het is best mogelijk dat de jongste generatie niet geheel op de hoogte is. Daarom een korte introductie.
Eddy Posthuma de Boer (Amsterdam, 1931) reisde zich rot, zou je kunnen zeggen want hij deed wel zo’n tachtig landen aan. Daar maakte hij foto’s van de inwoners en hun dagelijks leven, in zijn eigenzinnige en originele stijl. Want wat voor opdracht Eddy ook kreeg, zijn eigen visie en inzichten kwamen altijd op de eerste plaats. Dit leverde mooie, interessante beelden op. Hij werkte voor bekende Nederlandse- en internationale kranten en tijdschriften.
Al dat eigenzinnige en ijverige leidde onder meer tot de publicatie van een groot aantal fotoboeken. En natuurlijk waren er foto-exposities die zijn naam droegen. Onlangs was hij nog in het nieuws omdat hij in zijn archief foto’s had gevonden die hij gemaakt had toen de Beatles in 1964 Nederland bezochten.

Padvindersgevoel
Eddy groeide op in de Amsterdamse stadionbuurt. Hij keek eerst het vak af bij doorgewinterde fotografen, maar met zijn talent kon hij al snel zelf aan de slag als freelance-fotograaf. In die tijd ontmoette hij Henriette Klautz (zangeres en musicologe) waar hij in 1961 mee trouwde en met wie hij twee dochters kreeg (Tessa en Eva).
Met dat draaifenomeen, zoals wij het eerst noemden, word je geboren. Niemand van ons overkwam het zomaar ineens, we kennen het allemaal al vanaf onze kindertijd. Bij Eddy was dat geen uitzondering en ook hij kwam nooit iemand tegen die dezelfde ervaring kon beschrijven. Ook niet nadat zijn verhaal in de Volkskrant had gestaan.
“Al was ik in mijn jeugd niet bij de padvinderij omdat mijn ouders tegen dat soort zaken waren, ik heb wel een goed padvindersgevoel, dat wil zeggen: gevoel voor richting. Toen ik journalistiek voor dagbladen deed, bestond er nog geen navigatie-Tom Tom. Je kreeg een adres mee en je keek op de kaart waar je moest zijn. Ik ging dan op mijn gevoel af. Het is ook een kwestie van weten en intelligentie, dat je ergens terecht kan komen. Ik kijk bijvoorbeeld altijd waar de zon staat.” Het klinkt mij niet onbekend in de oren. Ook ik heb een goed richtinggevoel en dat geldt eveneens voor de anderen met wie ik in contact ben gekomen. Maar toch raken we gedesoriënteerd. Hoe kan dat?
“Mijn beeld draait en dat is dan altijd 90, 180 of 45 graden,” zegt Eddy. “Het is nooit 36 graden, het is altijd haaks. Vaak is het een kwartslag of 90 graden.”

West en oost
Zoals in het verhaal uit 1978 is te lezen, was hij de eerste keer dat hij in Manhattan kwam, direct gedesoriënteerd. Dit is nooit meer goed gekomen, las ik daar. Zou het hem in zijn latere leven toch nog gelukt zijn?
“Nee, dat krijg ik mijn leven lang niet meer goed. De zon blijft daar voor mij in het westen opkomen en in het oosten ondergaan. Ik probeer het wel eens, het terugdraaien, en dan lukt het eventjes. Bij de volgende straat is het alweer mis. Hoe het kwam? Er zijn twee instinkers waardoor je op het verkeerde been wordt gezet: als je ’s nachts met het vliegtuig in het donker aankomt, met de taxi naar de stad gaat en je weet op dat moment niet hoe het met de zonnestand zit, is het maar net hoe je er dan terecht komt. Bij daglicht merk je dan dat het niet klopt. De tweede instinker is een ondergronds metrostation. Je komt ergens aan, in een buitenwijk van Parijs of zo, je loopt de trappen op en eenmaal op straat loop je dan volgens de kaart de verkeerde kant op. Ik moet het dan weer terug zien te draaien. In Parijs lukt me dat nog wel. Dan draai ik die knop om in mijn hersens en dan floept het weer goed.”
Hoe krijg je de juiste zonnestand terug? Als ik aan Eddy vraag of hij denkt aan een straat die volgens hem dezelfde richting heeft, bijvoorbeeld zijn eigen huis (zo doe ik het), moet hij even nadenken.
“Het hangt van de plek af. Dat heb ik wel op de Ceintuurbaan, dan weet je ‘zo hoort het niet’, maar ik kan het ook heel goed op de andere manier. Het is heel vreemd. Er zijn in Amsterdam zeker een dozijn plekken die ik naar willekeur kan omdraaien als ik daar ben.”

Optische plus
Al dat heen- en weergedoe met de richtingen kost hem geen extra energie, hij wordt er niet moe van en hij lijdt er niet onder. Dat heeft hij wel met zijn hoogtevrees.
“Ik weet niet of het er ook mee te maken heeft, met de gave, maar ik meld het maar even. Ik heb nogal veel gereisd dus dan kom je vanzelf in situaties dat je een weg hoog door de bergen moet rijden. Enorme ravijnen, potverdorie. In mijn jeugd beangstigde een hoge stoep mij zelfs. Gek he, hoogtevrees. Maar of het er iets mee te maken heeft, geen idee.”
Eddy heeft die desoriëntatie binnen dat goede oriëntatie-gevoel nooit als een gebrek gezien. “Het is absoluut geen gebrek, het is een extra, een optische plus! Een gebrek is het als je iets niet kunt, wat anderen wel kunnen. Wij kunnen juist iets meer dan andere mensen.’
Net als dieren, eigenlijk, denk ik hardop. Die hebben een perfect oriëntatiegevoel. Maar dan zonder dat mankementje.
“Ja, de vogels ook natuurlijk,” lacht Eddy. “Vogels vliegen van Afrika naar Kopenhagen en dan moeten ze niet behept zijn met onze gave want dan komen ze toch nog bij de Zuidpool terecht.
In zijn vak als fotograaf maakt Eddy geen creatief gebruik van zijn gave. Nadat ik hem vertel dat ik dat zelf wel doe, in allerlei situaties zelfs: “Ik kan er verder niks mee. Maar het is wel interessant om daarover na te denken. Ik heb trouwens nog een voorbeeld. Ik logeer nogal eens in hotels en hotels zijn identiek maar ze zijn links/rechts verschillend. In kamer 101 ligt de badkamer links en in kamer 102 rechts. Als ik dan eerder al eens in zo’n hotel was en ik had kamer 101 en nu kamer 102, denk ik: hij is omgedraaid. Want dan draait de kamer dus om in de richting van kamer 101. “
Bang dat nu hij ouder wordt, eventuele vergeetachtigheid hem in de greep van de foute noord-zuidrichting zal houden, is hij niet. “Wat de fotografie betreft werk ik alleen maar optisch. Ik heb twee geheugens: mijn eigen geheugen en mijn archief. Die hebben een heel grote samenwerking. Dat is een uitwisseling die zo profijtelijk is voor wat ik doe. Ik heb foto’s gemaakt en ik weet waar, wanneer en hoe, dus die kan ik opzoeken. Maar soms kom ik een foto tegen waarvan ik niets meer weet en dan gaat er ter plekke een luikje open. Een wisselwerking. Dat heeft niets te maken met mijn optische plus hoor. Althans, dat geloof ik niet.”

Esthetiek en compositie
Eddy’s geheugen is in ieder geval uitstekend, als ik het zo hoor. Maar zo’n extra dimensie binnen het oriëntatie-vermogen, hoe komt een mens daar aan?
“Tja, het zit ergens in je cellen, denk ik. Maar er zit zoveel in je cellen. En sommigen dingen komen er niet uit en sommigen dingen wel. Ik geloof niet dat je het kunt bedenken. Het heeft toch te maken met richtinggevoel en kijken vooral ook, veel zien. Daarom ben ik ook fotograaf geworden, denk ik. Ik ben mij altijd bewust van mijn positie. Zelfs als ik van mijn huis naar de supermarkt loop, kijk ik altijd om mij heen. Ik neem telkens weer iets anders waar: de nieuwe auto van de buurman of een hond die ik niet ken, of een verbouwing. Ik ben voortdurend aan het kijken en mij bewust van mijn gang. Ik zal nooit als een dichter door de stad dwalen, dat ik loop te dromen en niet meer weet waar ik ben. Terwijl ik heus wel een romanticus ben hoor, daar niet van.
Mijn broer was heel muzikaal, die had een absoluut gehoor. Ik heb een ander talent waarmee ik geboren ben, namelijk een heel sterk gevoel voor esthetiek in compositievermogen. Dat kun je ook leren, je kunt van de gulden snede leren en de diagonale composities, maar bij wat ik zie, voel ik automatisch aan hoe iets mooi gemaakt kan worden. En wat niet deugt, verander ik.’

Emmy Fons – september 2014, gepubliceerd op de website www.orientatiedraai.wordpress.com

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

gerelateerde berichten

Scroll naar boven